Hieronder vindt u het standpunt van STAP op de volgende vragen:
Vraag 1: Wat vindt STAP van de Richtlijn voor Alcoholhoudende Dranken van de Gezondheidsraad?
STAP kan zich goed vinden in de nieuwe Richtlijn voor Alcoholhoudende Dranken die de Gezondheidsraad eind november 2015 in het kader van de Richtlijnen Goede Voeding heeft uitgebracht. Op basis van de beschikbare wetenschappelijke literatuur geeft de Gezondheidsraad v.w.b. alcohol nu als advies: "Drink geen alcohol of in ieder geval niet meer dan één glas per dag."
Zie voor een nadere toelichting onderstaande factsheet.
Deze nieuwe Richtlijn voor Alcoholhoudende Dranken is lager dan de vorige richtlijn, gebaseerd op de Richtlijnen Goede Voeding 2005. Toen werden mannen geadviseerd niet meer dan 2 glazen per dag te drinken en vrouwen niet meer dan 1 glas per dag.
Factsheet De Richtlijn voor Alcoholhoudende Dranken van de Gezondheidsraad (418 kB)
-
Vraag 2: Waarom was de invoering van 18 jaar als leeftijdsgrens voor de alcoholverkoop noodzakelijk?
1 Januari 2014 is één leeftijdsgrens van 18 jaar voor de verkoop van alcohol ingevoerd. Dit omdat het de laatste jaren hoe langer hoe duidelijk was geworden dat alcoholgebruik door jongeren grote lichamelijke en sociale risico's met zich brengt.
• Medisch gezien is het beter het drinken van alcohol zo lang mogelijk uit te stellen. De hersenen rijpen door tot je eind twintig, begin dertig bent. Alcohol verstoort de ontwikkeling van de hersenen.
• Leeftijdsgrensverhoging is een effectieve maatregel gebleken om alcoholproblematiek/schade terug te dringen (Babor et al., 2010). Bekend is dat jongeren die vroeg drinken veel meer kans lopen later verslaafd te raken.
• Ook zonder extra handhavingsinspanningen werkt een leeftijdsgrensverhoging naar 18 jaar alcoholmatigend op 14- en 15-jarigen. Dit komt doordat het verschil tussen een 14- en een 18-jarige duidelijker is, dan tussen een 14- en een 16-jarige.
• Eén landelijke leeftijdsgrens is eenduidig en gemakkelijker te handhaven. Tot 2014 golden twee leeftijdsgrenzen.
• De verkeersveiligheid wordt bevorderd (bv. minder rijden onder invloed op brommers).
• Feesten van scholen voor voortgezet onderwijs worden alcoholvrij (er zijn weinig v.o.-leerlingen van 18 jaar en ouder).
• Agressie en vandalisme verminderen. Jongeren onder de 18 jaar mogen niet meer op straat drinken, waardoor de uitgaansgebieden veiliger worden.
• De huidige Reclamecode voor Alcoholhoudende Drank hanteert ook de grens van 18 jaar; alcoholreclame mag namelijk volgens de reclamecode niet in het bijzonder op minderjarigen zijn gericht.
• Een leeftijdsgrens van 18 jaar sluit aan bij Europees en internationaal beleid. In de meeste EU-landen mag geen bier en wijn onder de 18 jaar gekocht worden.
• Er is draagvlak onder de Nederlandse bevolking voor een landelijke leeftijdsgrens van 18 jaar.
• Ook gemeenten zagen liever één landelijke grens van 18 jaar.
Vraag 3: Wat is de visie van STAP m.b.t. de aanpak van hokken en keten?
Het aantal keten in Nederland is naar schatting ten minste 1.500 (zie ook STAP, 2005). Tot 2006 is er praktisch geen beleid gevoerd op keten. Keten voorzien in een sociale behoefte voor jongeren op het platteland. Keten zijn echter ook een risico voor de volksgezondheid. Keetbezoekers drinken 2,5 keer meer dan niet-keetbezoekers (Korte, 2007).
Het in stand houden of legaliseren van keten is niet alleen een extra bedreiging van de gezondheid van specifieke groepen jongeren, maar kan ook tot veiligheidsproblemen leiden (brand, agressie, drugsgebruik, seksuele risico’s). Kern van het standpunt van STAP is dat regelgeving moet worden gehandhaafd. Het is onacceptabel dat keten worden gedoogd aangezien ze voor oneerlijke concurrentie zorgen.
STAP pleit voor een afbouw van de bestaande buurtketen en semi-commerciële keten (zie visienota STAP, 2006). De enige acceptabele keetvariant is de huiskamerkeet. Dat is een keet die inpandig is opgezet en waar de drank niet verkocht wordt. STAP stelt een lokale afbouwtermijn van maximaal 5 jaar voor. Nieuwe buurtketen en semi-commerciële keten dienen te worden verboden. Ook het overdragen van de keet aan een nieuwe groep is niet toegestaan. STAP wijst gemeenten op het belang van het ontwikkelen van goede alternatieven voor de jeugd.
Vraag 4: Kan alcoholreclame niet beter helemaal verboden worden?
Alle longitudinale studies naar effecten van alcoholreclame op jongeren wijzen in dezelfde richting: hoe meer jongeren worden blootgesteld aan reclame, hoe vroeger ze starten met het drinken van alcohol en hoe meer ze drinken (bv. Anderson et al., 2009). Ook studies naar het directe effect van alcohol(reclame) op tv of in de bioscoop wijzen uit dat het zien van meer alcohol(reclame) direct leidt tot een verhoogde consumptie (Engels et al., 2009; Koordeman et al., 2011a; 2011b). Dit effect is met name zichtbaar bij jonge mannen en regelmatige drinkers.
Zelfregulering kan niet voorkomen dat minderjarigen nog steeds op talloze manieren aan aantrekkelijke alcoholreclame worden blootgesteld. Om deze redenen wil STAP dat er op Europees niveau gepleit wordt voor een algeheel verbod op alcoholreclame en –promotie, net als met tabak is gebeurd.
Om minderjarigen beter te beschermen tegen de schadelijke invloed van alcoholreclame is in de Mediawet 2008 een zogenaamd "tijdslot" opgenomen, die als doel heeft de hoeveelheid alcoholreclame op radio en tv te beperken. Sinds 2009 is het verboden van 6.00 uur tot 21.00 uur op televisie en radio alcoholcommercials uit te zenden. Sponsoring van programma’s tussen deze tijdstippen is onder bepaalde voorwaarden nog wel toegestaan. Op de regelgeving wordt toegezien door het Commissariaat voor de Media.
Helaas blijkt deze wetgeving weinig effectief te zijn voor 12-17 jarigen. De reden is dat de alcoholproducenten na invoering van het “tijdslot” het aantal tv-reclameboodschappen na 21.00 uur hebben verdrievoudigd.
Vraag 5: Alcoholproducenten organiseren steeds vaker hun eigen alcoholcampagnes in het kader van de zogenaamde Corporate Social Responsibitly (CSR). Wat is de mening van STAP hierover?
CSR campagnes van alcoholproducenten zijn voorlichtingscampagnes die jongeren of ouders, vaak op ludieke, interactieve, wijze erop wijzen dat het beter is dat jongeren helemaal niet drinken en dat de consumptie van alcohol verder op ‘verantwoorde wijze’ plaats moet vinden.
STAP is geen voorstander van CSR campagnes door alcoholproducenten om de volgende redenen:
• CSR campagnes zijn nog steeds een vorm van alcoholreclame (bv. wanneer het logo van het alcoholmerk zichtbaar is) ;
• Onderzoek heeft uitgewezen dat voorlichting gericht op jongeren niet leidt tot gedragsverandering (gericht op ouders kan voorlichting wel effectief zijn);
• CSR campagnes dragen wél bij aan een positief imago van de alcoholproducent (zie boven);
• CSR campagnes kunnen zelfs schadelijk zijn: twee groepen jongeren kregen een anti-rook ad voorgelegd: één van de tabaksindustrie of één van een NGO. Er werd daarna geen verschil gevonden tussen de groepen wat betreft intentie om te roken maar wel op attitude: jongeren die een anti-rook ad van de tabaksindustrie hadden gezien waren significant positiever geworden t.o.v. de tabaksindustrie (Henriksen et al., 2006). “Baadt het niet, dan schaadt het niet” gaat dus niet op!
• CSR campagnes leiden de aandacht af van maatregelen die wel effectief zijn gebleken zoals prijsverhogingen en beperking van de beschikbaarheid (deze conclusie trekt ook de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO, 2003) in een rapport over CSR door de tabaksindustrie);
• Onder de vlag van CSR of ‘voorlichting door de industrie’ kunnen de alcoholadverteerders proberen wetgeving te omzeilen (bv. “CSR is geen alcoholreclame, dus mag wel worden uitgezonden tussen 6.00-21.00 uur” of “CSR is voorlichting, dus daarmee mogen we ons ook richten op 18-minners);
• CSR campagnes doen het lijken alsof de alcoholindustrie haar verantwoordelijkheid neemt. Echter, als ze haar verantwoordelijkheid wil nemen zal ze ook moeten komen met maatregelen waarvan bekend is dat deze werken en minder verzet moeten plegen tegen bewezen effectieve maatregelen.
Om bovenstaande redenen concludeert STAP dat CSR in feite een marketinginstrument is en ook als zodanig dient te worden beoordeeld. De inzet van CSR heeft volgens STAP dan ook primair als doel om het imago van de alcoholindustrie te verbeteren en om reclamebeperkende maatregelen van de overheid te voorkomen en omzeilen.
STAP zet zich ervoor in om relevante stakeholders te informeren over de ware aard van CSR.
Vraag 6: Waarom werkt STAP niet samen met de alcoholindustrie?
De invloed van de alcoholindustrie op zowel de politieke besluitvorming als op de onderzoeksagenda (Stenius & Babor, Addiction, 2010) is naar onze overtuiging groeiende. Onafhankelijke wetenschappers adviseren om elke schijn van belangverstrengeling als gevolg van samenwerking te mijden vooral omdat de betrouwbaarheid in het geding is, nog afgezien van het nadelige effect op de beeldvorming. Uit een analyse van A. de Bruijn (2008) van de bijdragen van de industrie aan het Alcohol & Health Forum bleek dat de alcoholindustrie uitblinkt in het promoten van tal van educatieve programma’s waarvan duidelijk is dat er geen bijdrage verwacht mag worden aan het terugdringen van overmatig alcoholgebruik. Wel versterken deze programma’s mogelijk de positie van de industrie aan de onderhandelingstafel met overheden en wordt de bekendheid van de merknaam bij het publiek vergroot.
De alcoholindustrie grijpt elke gelegenheid aan om met NGO’s samen te werken zoals we eerder in Nederland zagen toen enkele GGD-en conferenties organiseerden samen met de bierindustrie. Regionale alcoholprojecten zijn effectief en de alcoholbranche zal dus trachten "een voet tussen de deur" te krijgen. Ook het opstarten van de Kennisinstituut Bier (Trouw, 3 oktober 2009) door Heineken is een teken aan de wand. Het instituut betrekt diverse beroepsgroepen uit de zorg bij haar werk.
STAP wijst samenwerking met personen die duidelijk aantoonbare banden hebben met de alcoholindustrie af omdat dat het doel van STAP - namelijk het bevorderen van de inzet van effectieve beleidsmaatregelen - niet ten goede komt. De industrie zal immers altijd juist die beleidsmaatregelen blijven promoten die hun marktpositie niet schaadt dan wel hun positie versterkt en zich blijven verzetten tegen maatregelen die hun marktpositie in gevaar brengen. Van de industrie zijn o.i. geen hoopgevende compromissen te verwachten die voortkomen uit samenwerking. Waar de industrie zeer gevoelig voor is, is de publieke opinie en juist onder druk van opvattingen van de publieke opinie zijn de afgelopen jaren enkele standpunten opgeschoven (geen alcohol onder de 18). Dit soort verschuivingen zijn niet het gevolg van welke vorm van samenwerking met de industrie dan ook, maar veeleer van het overdragen van kennis over alcohol en gezondheid o.a. door STAP.
En hoe zit het met partijen die gelieerd zijn aan de alcoholindustrie?
Overleg met partijen die een afgeleid of deelbelang hebben in de verkoop van alcoholhoudende producten dan wel in de promotie daarvan (de horeca, de supermarkten, sportkantines, de advertentiesector) staan in de praktijk meestal zeer dicht bij de alcoholindustrie. Daar waar andere belangen van deze partijen (aantasting goede naam, klantenverlies, overlast) bedreigd worden door hun 'alcoholbelang' is er ruimte voor het opschuiven van standpunten. Die rol zou STAP kunnen vervullen: het duidelijk maken aan deze partijen dat er grenzen zijn aan hun deelname in ‘alcoholbelangen’ en dat die afhankelijkheid zich zelfs tegen hen zou kunnen keren. Echter voorop staat dat deze partijen bijna zonder uitzondering hun bestaansrecht mede ontlenen aan de verkoop van alcohol (dan wel reclameomzet) en om die reden zijn zij in het algemeen ongenegen vrijwillig in te stemmen met beleidsvoorstellen die dat belang op enigerlei wijze schaden.
STAP verwacht dan ook weinig of niets van het gezamenlijk optrekken met deze partijen in beleidstrajecten of preventieprojecten. Uit dat soort samenwerkingsconstructies zullen naar onze inschatting onvoldoende effectvolle compromissen uit de bus komen. Dat is ook wel gebleken aan de zogenaamde Alcoholtafel in het kader van het Nationaal Preventieakkoord. Jaren overleg leverde nauwelijks effectieve voorstellen op.
STAP zal geen server-trainingen aanbieden aan de horeca of aan supermarktpersoneel ondanks het feit dat deze trainingen zinvol kunnen zijn. STAP vindt dat niet op de weg liggen van een instelling die zich zoveel mogelijk onafhankelijk wil opstellen in het alcoholdebat.
Vraag 7: Wat vindt STAP van de nieuwe regels over bieraccijns?
Op 1 januari 2024 is een wijziging van de Wet op de Accijns van kracht worden. De basis voor de berekening van de bieraccijns is gewijzigd van graden Plato naar volumeprocenten alcohol. Er is nu één bieraccijnstarief per volumeprocent van €8,12. Overigens wel met een minimum van €26,13, waardoor alle bieren met minder dan circa 3% alcohol eenzelfde tarief hebben. De vier bieraccijnscategorieën die tot voor kort werden gebruikt, zijn komen te vervallen. De nieuwe manier van belasten heeft met name gevolgen voor de zware bieren. Die worden zwaarder belast.
Het plan van voormalig staatssecretaris van Financiën Hans Vijlbrief, die deze wetswijziging in 2021 heeft voorgesteld, was om tegelijk met de wijziging van de heffingsgrondslag de kortingsregeling te schrappen voor kleine brouwers die minder dan 200.000 hl bier per jaar brouwen. Dat voorstel heeft het niet gehaald. De Tweede Kamer heeft er een streep door gezet. Die kleine brouwers houden dus een korting van 7,5%.
STAP steunt de nieuwe wet:
1. Het belang van de volksgezondheid is ermee gediend
- De lichamelijke schade als gevolg van biergebruik hangt samen met de hoeveelheid alcohol die een gebruiker consumeert. Dus is het logisch dat je het accijnstarief koppelt aan het alcoholgehalte.
- De hoogte van de accijns op bier met een alcoholgehalte van 12% is nu vergelijkbaar met die van wijn met hetzelfde alcoholgehalte.
2. Wetswijziging is in lijn met adviezen Wereldgezondheidsorganisatie WHO
De wetswijziging betekent dat je voor zware bieren met een hoog alcoholgehalte meer accijns gaat betalen. Dat is in lijn met de adviezen van de WHO. Die adviseert de lidstaten het prijsinstrument, dus ook accijnzen, te gebruiken om alcoholschade te beperken.
3. De burger snapt het accijnsbeleid beter
Heffen op basis van het alcoholgehalte is een duidelijke heffing die iedereen snapt. Wijn en gedistilleerd worden ook op die basis belast. Plato is een onduidelijk begrip.
4. Het is gemakkelijker voor de douane en niet moeilijker voor de brouwers
- Voor de douane is een accijns op basis van het alcoholgehalte eenvoudiger: het alcoholgehalte van een (buitenlands) biertje is gemakkelijker te controleren dan het Platogehalte.
- Voor de brouwers is er geen verschil. Zij vermelden nu al op alle flesjes het alcoholgehalte (o.g.v. Europese etiketteringsregels). Omdat de brouwers vergelijkbare toleranties mogen hanteren als in die Etiketteringsverordening, zijn er geen additionele administratieve lasten en meetkosten.
5. De accijnsopbrengst dekt niet de schade als gevolg van alcoholgebruik
Stijging van de accijnstarieven voor alcoholhoudende dranken, zeker die met een hoog alcoholgehalte, is logisch omdat de maatschappelijke en private kosten die samenhangen met alcoholgebruik (5,8 - 7,4 miljard euro) veel hoger zijn dan de baten, inclusief de accijnsopbrengst (in 2022 circa 1,2 miljard euro).
STAP is vooral voorstander omdat er één tarief voor bieraccijns komt gekoppeld aan het alcoholgehalte. Deze nieuwe tariefstructuur kan gezien worden als een stap op weg naar het door STAP gewenste accijnssysteem waarbij alle dranken, ongeacht hoe ze gemaakt zijn, worden belast op basis van het alcoholgehalte (zie antwoord vraag 8).
Vraag 8: Welke prijsmaatregelen zijn het meest effectief om alcoholproblemen terug te dringen?
Prijsmaatregelen zijn niet populair maar wel het meest effectieve instrument om alcoholgerelateerde schade terug te dringen (Babor et al., 2010). Het uitgangspunt moet zijn dat de overheid (en dus de burger) niet moet opdraaien voor de vele vormen van schade die alcoholgebruik veroorzaakt. Vandaar dat de prijs van alcoholhoudende dranken de komende jaren nog omhoog zal moeten. Een goed prijsbeleid is daarom een belangrijk speerpunt van STAP. STAP is dan ook enthousiast over het feit dat de Alcoholwet sinds 1 juli 2021 een verbod kent op prijsacties met meer dan 25% korting.
STAP pleit daarnaast voor:
• Invoering van een wettelijke minimum alcoholprijs
Delen van Canada kennen een minimumprijs voor alcohol, Schotland heeft sinds 2018 een minimumprijs. Wales en Ierland ook sinds kort. De voormalige Britse premier Cameron wilde het, maar is er op teruggekomen.
Het Schotse parlement stemde op 24 mei 2012 met overweldigende meerderheid in met een wetsvoorstel dat een minimumprijs van alcohol verplicht stelt. De Schotse wet werd vervolgens aangevochten door de Schotse Whisky Association (SWA), Spirits Europe en het Comité Européen des Entreprises Vins (CEEV). De claim van deze organisaties dat minimumprijzen in strijd zijn met het Europese recht, werd in eerste instantie afgewezen door rechter Lord Doherty van het Court of First Instance in Edinburgh. Maar de rechters van het Appeal Court wezen de zaak echter door naar het Europese Hof van Justitie. Eind december 2015 heeft dat Hof zich uitgesproken. In het kort komt het erop neer dat het EU-recht alleen de introductie van een minimum alcoholprijs toestaat als voor de nationale rechter aangetoond kan worden dat het - vergeleken met accijnsverhoging - een effectievere volksgezondheidsmaatregel is. De volgende stap was dus het Scottish Inner House of the Court of Session. Die heeft 21 oktober 2016 uitspraak gedaan en de claim van de alcoholproducenten verworpen. Die zijn tegen die uitspraak weer in hoger beroep gegaan. De zaak ging daarom vervolgens naar het UK Supreme Court in Londen. Die heeft op 15 november 2017 een beslissende uitspraak gedaan: Schotland mág een minimumprijs introduceren! Uiteindelijk is de wet op 1 mei 2018 in werking getreden. Voor elke eenheid alcoholhoudende drank met 8 gram alcohol moet minimaal £ 0,50 gevraagd worden.
Uit de eindevaluatie van de MUP blijkt dat de maatregel leidde tot minder alcoholgebruik (3%), minder ziekenhuisopnames (4,1%), minder gezondheidsverschillen en minder alcoholdoden (13,4%). De grootste omzetdalingen na introductie van de MUP werden waargenomen bij de dranken die het meest in prijs waren gestegen. Vooral huishoudens die vóór introductie van MUP de meeste alcohol kochten, kochten na introductie van de MUP minder alcohol. Een punt van zorg is wel een kleine groep zeer zware verslaafden met lage inkomens.
De algehele conclusie is dat de Schotse MUP een positief effect heeft gehad op de gezondheid. Er is geen duidelijk bewijs van substantiële negatieve gevolgen voor de Schotse alcoholindustrie of voor sociale schade op bevolkingsniveau.
Een overzicht van het onderzoek dat voorafgaande aan de MUP is verricht is te vinden in de factsheet 'Duurdere drank spaart levens' van het Nederlands Instituut voor Alcoholbeleid STAP.
Inmiddels is in opdracht van het Nederlandse kabinet door de RIVM een studie gedaan naar een minimumprijs in Nederland. Er is echter nog niet over besloten. STAP zou er voorstander van zijn. STAP denkt aan een minimumprijs van op zijn minst 45 cent per 10 gram alcohol. Dan zou een kratje met 24 flesjes en bijna 29 glazen bier minimaal €12,95 moeten gaan kosten. Idealiter wordt de MUP gecombineerd met een accijnsverhoging (zie hierna).
• Accijnsverhogingen, meer grenscontroles en aanpassing van de accijnsstructuur
Onderzoek van RAND Europe (2009) heeft laten zien dat de prijs van alcohol in de EU lidstaten de voorbije jaren nauwelijks inflatie-gecorrigeerd is. Hierdoor is alcohol de afgelopen 12 jaar veel betaalbaarder geworden. Daarom is verhoging van de accijnstarieven en automatische correctie van die tarieven aan de inflatie gewenst. Dat laatste zou gerealiseerd kunnen worden door in de Wet op de accijns in de afdelingen die betrekking hebben op alcoholhoudende dranken jaarlijkse inflatiecorrectie op te nemen, net als nu al in artikel 27a staat voor minerale oliën. Diverse Europese lidstaten kennen al een jaarlijkse inflatiecorrectie. Dus Europeesrechtelijk zijn er geen belemmeringen.
Strengere controles aan de grens om illegale import van alcohol en tabak tegen te gaan zijn eveneens nodig. De Nederlandse overheid kan ook veel méér actie ondernemen in het terugdringen van vermijden en ontduiken van accijns.
Ook zou Nederland binnen Europa moeten pleiten voor een aanpassing van de in Europese regelgeving vastgelegde accijnsstructuur. STAP kiest voor het vervallen van het onderscheid tussen gebrouwen, gegiste, gedistilleerde en versterkte dranken. Alle dranken met een bepaald alcoholgehalte moeten even zwaar worden belast. Wel wil STAP een progressief tarief (hoger naarmate het alcoholgehalte hoger is).
Vraag 9: Is voorlichting aan jongeren een effectieve maatregel?
Talloze wetenschappelijke review studies en meta-analyses hebben uitgewezen dat voorlichting gericht op jongeren niet of nauwelijks effectief is (Babor et al., 2010; Foxcroft, 2006; Jones et al., 2007), terwijl het wel heel veel geld kost. Voorlichting kan beter gericht worden op de ouders.
Volgens STAP rust goed beleid op 3 pijlers: publiek draagvlak, regelgeving en handhaving van deze regels. Voorlichting is hierbij een goede basis om draagvlak te creëren voor verdere beleidsmaatregelen. Echter, op basis van voorlichting alleen mag geen gedragsverandering bij jongeren (verminderde alcoholconsumptie) worden verwacht. Daarvoor is een integraal pakket aan maatregelen nodig, waarbij voorlichting meer een ondersteunende functie heeft.
Van voorlichting op de basisschool (voordat de jongeren beginnen met drinken) is STAP ook geen voorstander. Dit kan zelfs een averechts effect hebben, zoals is gebleken uit onderzoek naar cannabisgebruik binnen de Gezonde School en Genotmiddelen (na voorlichting waren jongeren meer gaan gebruiken). “Baadt het niet, dan schaadt het niet”, gaat hier dus niet op. Vanwege een groot, bijna natuurlijk draagvlak voor voorlichting aan jongeren zal STAP zich niet verzetten tegen voorlichtingsprogramma’s op de basisschool. Wel zal STAP onder verwijzing naar de literatuur, een kritisch standpunt innemen.
Vraag 10: Wat is de mening van STAP over het gemeentelijk sluitingstijdenbeleid voor de horeca?
In de afgelopen tien jaar hebben veel gemeenten de sluitingstijden van de horeca verruimd. Daarmee is een latere uitgaanscultuur ontstaan in Nederland. Langer open betekent een grotere beschikbaarheid van alcohol (Babor et al, 2010). De gevolgen van één uur langer openblijven zijn eerder duidelijk geworden uit een studie van De Goeij naar latere cafésluiting in Amsterdam. Die verruiming leidde tot 34% meer alcoholslachtoffers. Het motief voor langer open is vrijwel altijd het beperken van overlast (minder mensen in 1 keer op straat).
STAP zet zich vooral in om gezondheidsschade veroorzaakt door alcohol te beperken. Vanuit dit uitgangspunt pleiten wij voor beperktere openingstijden van horecagelegenheden. Een uitgaansleven in de horeca dat pas na middernacht op gang komt stimuleert indirect het goedkopere indrinken thuis en in de keet. De meeste uitgaanders geven aan geen problemen te hebben met eerder uitgaan (Vroeg op Stap, 2009), echter het initiatief hiertoe mag niet van de uitgaanders zelf worden verwacht. Er is hier sprake van een collectief actieprobleem. Wie neemt de eerste stap om alleen om 21.00 uur in de kroeg te gaan zitten? De overheid kan het uitgaansklimaat sturen door invloed uit te oefenen op de openingstijden. STAP kiest voor een uiterlijke sluitingstijd van 02.00 uur. STAP staat positief tegenover het werken met glijdende sluitingstijden tot 02.00 uur ter reductie van orde problemen (bv geen toelating meer vanaf 24.00 uur o.i.d.).
Sinds de wijziging van de Drank- en Horecawet op 1 januari 2013 mogen gemeenten de openingstijd koppelen aan leeftijdsgrenzen. Hiermee kunnen jongeren onder een bepaalde leeftijd uit de horeca worden geweerd. Recent bleek uit het STAP-onderzoek Tot in de kleine uurtjes dat slechts enkele gemeenten van deze mogelijkheid gebruik maken.
STAP vindt het instrument op zichzelf interessant zolang het niet het enige antwoord is op de steeds latere sluitingstijden (het moet geen bliksemafleider worden). Het moet dus duidelijk een beleid worden van eerder dicht én leeftijdsgebonden toegangstijden.
STAP adviseert om jongeren onder de 18 jaar na 23.00 uur niet meer toe te laten in de horeca. We adviseren gemeenten in de lokale Alcoholwetverordening verder op te nemen dat jongeren onder de 18 jaar helemaal niet meer mogen worden toegelaten in de nachthoreca.
Vraag 11: Is STAP tevreden over de decentralisatie van het toezicht met ingang van 2013 (o.a. toezicht op leeftijdsgrenzen!)?
Sinds 1 januari 2013 is het toezicht op de naleving van de drankwetgeving grotendeels overgegaan van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit naar de gemeenten. STAP vond dat destijds positief. Vooral omdat gemeenten meer zicht hebben op de lokale situatie (waar kopen de jongeren hun alcohol, welke gelegenheden bezoeken ze, welke ondernemers leven de wet goed na, welke niet? Etc.). Verder was de verwachting dat het aantal fte’s toezicht zou toenemen.
Inderdaad is het nu een feit dat er meer lokale toezichthouders zijn dan dat er indertijd NVWA-inspecteurs waren. Op papier is er in ieder geval meer capaciteit dan voorheen. In de praktijk blijkt het aantal uren dat de nieuw opgeleide inspecteurs daadwerkelijk actief in het veld zijn in veel gemeenten zeer beperkt. De werkelijkheid laat dus een minder positief beeld zien.
STAP maakt zich bovendien zorgen over het opleidingsniveau van de nieuwe toezichthouders en daarmee over de kwaliteit van het toezicht. Ook constateert STAP regelmatig dat het gemeentebestuur zich om tal van redenen bemoeit met het handhavingsbeleid. Sommige ondernemers worden ontzien, boetes worden schaars uitgedeeld en niet zelden ligt de nadruk op het beboeten van jongeren onder de 18 jaar die op voor publiek toegankelijke plaatsen alcohol bij zich hebben, in plaats van op het beboeten van verstrekkers.
Met andere woorden: er is, anders dan vóór de decentralisatie, op diverse plaatsen geen sprake van deskundig en onafhankelijk toezicht.
Een ander probleem bij het leeftijdsgrenzentoezicht is dat de traditionele wijze van toezichthouden (inspecteurs doen onaangekondigde en onopvallende controles) niet erg efficiënt is, maar sommige gemeenten er aan vast blijven houden. Veel beter is om gebruik te maken van testkopers, dat zijn jongeren die een aankooppoging doen in het kader van de handhaving. Sinds enige tijd staan rechters dat toe en sinds 1 juli 2021 is in de Alcoholwet opgenomen dat het inzetten van jonge testkopers van 16 en 17 jaar is toegestaan. Eindelijk kan snel en goed toezicht worden gehouden op het naleven van de leeftijdsgrens.
STAP hoopt voor de toekomst dat het toezicht op regionaal/provinciaal niveau wordt georganiseerd opdat de inspecteurs in een groter gebied kunnen werken, beter van elkaar kunnen leren, minder snel herkend worden en onafhankelijker kunnen opereren van het lokale bestuur.
Vraag 12: Hoe kan de politieke aandacht voor het terugdringen van het doorschenken van de horeca aan klanten die al in kennelijke staat zijn worden versterkt?
Uit eigen onderzoek (Goverde, 2009) is gebleken dat artikel 252 uit het wetboek van Strafwet (dat bepaalt dat er geen alcohol mag worden geschonken aan mensen die reeds in kennelijke staat zijn) zeer slecht wordt nageleefd. Ook weten we uit mondelinge informatie van de politie dat dit artikel niet wordt gehandhaafd.
In Zweden is projectmatig aandacht besteed aan het terugdringen van ‘overserving’ en met significant succes (Wallin, 2004). Formeel kan de verstrekker dan ook (mede) aansprakelijk worden gesteld voor de onvoorziene schadelijke gevolgen van doorschenken. Dat kunnen bijvoorbeeld ongevallen zijn of ook alcoholintoxicatie (kosten opname ziekenhuis e.d.).
STAP wil graag dat het tegengaan van doorschenken vaker op de beleidsagenda komt te staan van gemeenten en dat er naar mogelijkheden wordt gezocht voor effectieve handhaving. STAP juicht dan ook toe dat het Trimbos-instituut en onderzoeksbureau Objectief een aanpak hebben gelanceerd om doordrinken en doorschenken in het uitgaansleven aan te pakken. De aanpak, die met subsidie van het ministerie van VWS is ontwikkeld, helpt gemeenten, samen met de horeca, stappen te zetten naar een verbeterde naleving van wetgeving en een gezonder en veiliger uitgaansgebied.
Vraag 13: Moet het gebruik van blaasapparatuur worden geïntensiveerd?
Het nut van het gebruik van blaasapparatuur voor het kunnen vaststellen van het bloedalcoholgehalte (BAG of b.a.g.) staat in het algemeen buiten kijf. Het duidelijkste voorbeeld is het wettelijk voorgeschreven gebruik van de apparatuur door de politie om te kunnen vaststellen of bestuurders van een voertuig de wettelijk vastgestelde limiet van 0,2 promille (geldt voor de eerste vijf jaar na het behalen van het rijbewijs) of 0,5 promille (voor de andere bestuurders) al of niet hebben overschreden. Dat geldt ook voor het gebruik van blaasapparatuur van personeel van bepaalde bedrijven (zoals het verplicht blazen van NAM personeel die op boortorens werken) waar sprake is van risicovolle arbeid. Er bestaan ingebouwde blaastesten in auto’s (alcoholsloten) die het de bestuurder onmogelijk maken om onder invloed de auto te kunnen starten en berijden. Deze werden enige tijd toegepast in het kader van strafopleggingen.
Het gebruik van blaastesten neemt echter ook toe in andere situaties. Steeds meer scholen besluiten blaastesten aan de deur toe te passen om te voorkomen dat leerlingen onder invloed alcoholvrije feesten bezoeken.
STAP is een voorstander van het gebruik van blaastesten daar waar dat gebruik duidelijk aantoonbare voordelen oplevert en daar waar risico’s worden vergroot als er geen blaastest wordt ingezet. Concrete voorbeelden: alcoholvrije schoolfeesten en risicovolle arbeidssituaties. STAP is ook voorstander van het inzetten van blaasapparatuur wanneer er sprake is van alcoholgerelateerde overlast in het publieke domein. Er zal echter meer onderzoek moeten plaatsvinden om het effect van de inzet van blaastesten aan te tonen. Dat onderzoek wil STAP stimuleren.
STAP juicht het toe dat sinds kort bij het opleggen van een gerechtelijke sanctie bij geweldsmisdrijven de hoogte van het vastgestelde alcoholpromillage medebepalend kan zijn voor het vaststellen van de strafmaat.
Vraag 14: Wat is de opstelling van STAP t.a.v. strafbaarstelling van jongeren?
Er is op dit moment geen wetenschappelijk bewijs dat strafbaarstelling van jongeren effect heeft op het alcoholgebruik van jongeren. Maar omdat strafbaarstelling de beschikbaarheid van alcohol beperkt, wordt algemeen aangenomen dat strafbaarstelling van jongeren wellicht een effectieve preventiemaatregel kan zijn (Babor et al., 2010). Ook werkt strafbaarstelling waarschijnlijk als een normatieve prikkel richting jongeren en ouders.
Door strafbaarstelling verschuift echter ook een deel van de verantwoordelijkheid van de alcoholtransactie van de verkoper naar de gebruiker. Daarom is STAP op dit moment geen voorstander van het strafbaar stellen van jongeren als zij in het openbaar alcohol bezitten. Aangezien alcoholverstrekkers in Nederland er nog steeds niet in slagen de leeftijdsgrenzen voor de verkoop en het schenken van drank goed na te leven en ook reclame richting jongeren nog steeds overvloedig aanwezig is, vindt STAP dat eerst de problemen aan de verstrekkingskant hadden moeten worden opgelost, voordat tot strafbaarstelling van jongeren zou zijn overgegaan.
Nu met ingang van 1 januari 2014 jongeren onder de 18 jaar die alcohol aanwezig of voor consumptie gereed hebben op voor publiek toegankelijke plaatsen strafbaar zijn, verzet STAP zich niet tegen dit nieuwe verbod. Wel vraagt STAP het kabinet uitdrukkelijk om onderzoek te doen naar het effect van de strafbaarstelling van jongeren.
Vraag 15: Zijn bedrijfsborrels uit den boze?
STAP is voorstander van een alcoholbeleid dat niet alleen gericht is op het terugdringen van het gemiddelde gebruik per capita in de samenleving, maar pleit ook voor zogenaamde alcoholvrije zones: geen alcohol bij zwangerschap, geen alcohol in het verkeer, geen alcohol tijdens het sporten, geen alcohol onder de 18 en geen alcohol tijdens studie en werktijden. Dit standpunt is geenszins ideologisch bepaald maar ingegeven door de gevolgen van zelfs kleine hoeveelheden alcohol op het gedrag (waarnemen, concentratie, ontremming etc.).
STAP is dan ook van mening dat alcoholgebruik tijdens werktijden niet aan de orde zou moeten zijn. Ook is STAP geen voorstander van bedrijfsborrels aan het eind van de week omdat veel personeel daarna nog moet rijden.
STAP zal het standpunt uitdragen dat het de gewoonste zaak van de wereld is dat je niet drinkt als je nog moet werken en zeker niet als je nog moet rijden. Daar waar dit soort situaties niet aan de orde zijn pleit STAP voor de aanwezigheid van voldoende, met zorg en kennis geselecteerde alcoholvrije dranken naast alcoholhoudende dranken.
Vraag 16: Welke rol kan de huisarts spelen bij preventie?
De interventie vroegsignalering in de huisartsenpraktijk is in tal van pilots evidence based bevonden. In die zin is aanbeveling van de implementatie ervan vanzelfsprekend. De essentie is dat huisartsen aan de hand van signalen of eenvoudige testen (bijvoorbeeld de CAGE-test) al in een vroeg stadium van de ontwikkeling van verslavingsproblemen daarover bij voorkeur een kortdurende interventie (serie gesprekken) kunnen starten of deze doelgroep vroegtijdig kunnen verwijzen naar meer gespecialiseerde zorg dan wel naar e-hulp.
Een goede interventie vereist wel een goede vaardigheid van de huisarts want een al te belerende of te directe aanpak zal weinig opleveren. Omdat huisartsen de basishouding hebben (aangeleerd) vooral die problemen te behandelen waar de patiënt zelf mee komt is het niet vanzelfsprekend om problemen bespreekbaar te maken die de patiënt liever onder de pet houdt. Zonder goede training lukt het dan ook veel huisartsen niet om te voorkomen dat hun patiënten direct in de ontkenning schieten.
De implementatie van effectieve vroegsignalering in de huisartsenpraktijk komt in Nederland inmiddels van de grond. Onlangs ontwikkelde het Trimbos-instituut een handreiking en een bureaukaart voor huisartsen waarin in een oogopslag de stappen, feiten, tips en tools worden toegelicht. Ook wordt verwezen naar effectieve online programma’s voor het monitoren, minderen of stoppen van alcoholgebruik. De handreiking en bureaukaart zijn gratis te downloaden in de webwinkel van het Trimbos-instituut.
Vraag 17: Helpt preventie gericht op jonge risicogroepen?
Gedragsgerichte interventies zijn voor zover bekend in het algemeen niet evidence based hoewel het draagvlak in de samenleving ervoor groeiende is. Het bestaan van dit aanbod (vooral met korte cursussen is behoorlijk wat ervaring opgedaan) vergemakkelijkt het draagvlak voor de introductie van handhavingsinitiatieven omdat er dan voor jongeren die een straf krijgen opgelegd ook een alternatieve gedragsgerichte sanctie achter de hand is.
Een bekende gedragsgerichte sanctie is de Halt-interventie. Verwijzing naar Halt na overtreding van de Alcoholwet is toegestaan op grond van de brief van het College van Procureur-Generaals van 14 januari 2014. De verwijzing geschiedt door de politie of door een boa. De Halt-interventie is recent aangepast omdat uit eerder onderzoek was gebleken dat het Halt-traject "oude stijl" niet effectief was.
STAP pleit voor meer onderzoek naar de effectiviteit van dit soort interventies. Ons pragmatische standpunt is dat zolang een interventie niet evidence based is, wij er constructief kritisch tegenover staan en de interventie het voordeel van de twijfel geven.
Vraag 18: Waarom steunde STAP de ‘Vroeg op Stap' Moeders?
Het initiatief Vroeg op Stap (VOS) pleitte voor vroegere sluitingstijden van de horeca. Naast minder alcoholgebruik is vooral het feit dat kinderen zich diep in de nacht nog naar huis begeven een zorg voor veel ouders in landelijke gebieden.
Omdat het VOS-initiatief geheel aansloot bij het standpunt van STAP om tot vroegere sluitingstijden te komen steunde STAP het initiatief. STAP is in haar externe communicatie echter steeds blijven benadrukken dat het STAP vooral gaat om de lengte van de drinkavond en dus de beschikbaarheid van alcohol. In 2012 zijn de oorspronkelijke initiatiefnemers van VOS gestopt. VOS is op een andere manier verdergegaan. STAP zal blijven monitoren hoe VOS en haar standpunten zich ontwikkelen. In dat kader is in 2015 een onderzoek uitgevoerd naar de sluitingstijden van de Nederlandse horeca.
Vraag 19: Waarom stimuleert STAP de inzet van apparatuur om de leeftijd vast te stellen bij verkooppunten?
STAP stimuleert de inzet van apparatuur om de leeftijd vast te stellen omdat uit veel onderzoek gebleken is dat de traditionele manier van leeftijdscontrole onvoldoende werkt. Het meest recente landelijke onderzoek toont aan dat het 2 van de 3 jongeren onder de 18 jaar lukt om alcohol te kopen. In de praktijk betekent dit (van Hoof e.a., 2011) dat elke jongere die alcohol wil kopen daar in slaagt. Lukt het namelijk niet in de eerste winkel of horecagelegenheid die hij bezoekt, dan lukt het wel in de tweede of de derde.
Tot voor kort bestond het door HEM (Holland Exploitatie Maatschappij te Breda) ontwikkelde Ageviewers-systeem, waarmee op afstand (middels een webcam) bij alcoholverkoop gecontroleerd kon worden op leeftijd. De caissière werd daarmee ontslagen van de verplichting om zelf een lastig oordeel te vellen. Het systeem was getest door de Universiteit Twente en bleek nagenoeg voor 100% te werken. Het was ook goed implementeerbaar is (zowel technisch als financieel). Dat was voor STAP reden de implementatie ervan te promoten.
STAP vindt het besluit van HEM om het Ageviewers-systeem (voorlopig?) van de Nederlandse markt te halen dan ook zeer teleurstellend. HEM heeft daartoe besloten omdat het Ageviewers-systeem door de levensmiddelenbranche werd tegengewerkt. De rechter oordeelde in eerste instantie dat daarbij sprake was van verboden kartelvorming. Het Hof oordeelde later in hoger beroep dat een boycot van het Ageviewers-systeem niet bewezen kon worden. Feit is echter helaas wel dat het systeem (momenteel) niet functioneert, wat STAP zeer betreurt.
Mochten er andere leeftijdscontrolesystemen op de markt komen die even effectief blijken te zijn en op dezelfde wijze vrij eenvoudig geïmplementeerd kunnen worden, dan zal STAP ook deze systemen promoten.
Vraag 20: Welk standpunt neemt STAP in t.a.v. de wettelijke normen voor rijden onder invloed?
STAP vindt de huidige norm van 0,5‰ voor ervaren bestuurders te hoog en ziet het liefste dat er geen enkel glas meer gedronken mag worden door mensen die aan het verkeer deelnemen. Maar STAP weet ook dat er in de opsporingspraktijk aan de toepassing van de nul-norm praktische problemen kleven en de motivatie van de politie om de lage promillages te handhaven bovendien gering is; men is meer gemotiveerd om de handhavingscapaciteit primair te richten op de hogere promillages.
Daarom is wellicht verlagen van de grens voor rijden onder invloed naar 0,2‰ een prima alternatief. Die grens geldt in ons land en in 11 andere EU-lidstaten al voor beginnende rijders en in 3 landen (Estland, Polen en Zweden) is het ook voor ervaren rijders het toegestane alcoholpromillage.
STAP is verder nadrukkelijk voorstander van een blijvend hoge handhavingsinspanning, terugkeer van de alcoholfuik (preventief) en het alcoholslot (punitief) en het op tal van manieren via de massamedia aandacht besteden aan de gevolgen van rijden onder invloed. Ook moet er een kenniscampagne komen, die verder gaat dan alleen het rijden met drank op.
Vraag 21: Wat leert de wetenschap over de gevolgen van alcoholgebruik tijdens de zwangerschap?
Het is wetenschappelijk aangetoond dat alcoholgebruik tijdens de zwangerschap diverse gevolgen kan hebben voor embryo, foetus en zwangerschap. Alcoholgebruik kan op ieder moment in de zwangerschap ongewenste effecten veroorzaken. De risico’s en de ernst van de effecten nemen toe naarmate het gemiddelde alcoholgebruik en het aantal glazen per gelegenheid hoger is. De effecten hangen bovendien af van een aantal factoren, de leeftijd van de moeder, de hoeveelste zwangerschap en het moment van blootstelling (Gezondheidsraad, 2005).
Alcohol is een giftige stof die zich verspreid over al het lichaamsvocht van de moeder en de foetus (Spieksma, 1996). Alcohol beïnvloedt de deling van cellen en kan cellen doden (Smith, 1997). Op elk moment van de zwangerschap kan alcohol de foetus dus bereiken en schade aan de ontwikkeling van het kind toebrengen. Er is wetenschappelijk aangetoond dat alcohol (al bij minder dan één standaard horecaglas per dag) spontane schokbewegingen en reacties van de foetus kan beïnvloeden en kan leiden tot een tijdelijke onderbreking van de ademhalingsbewegingen van de foetus. Bij foetale ademhalingsbewegingen gaat vruchtwater de longen in en uit, wat van belang is voor de groei en ontwikkeling van de longen (Gezondheidsraad, 2005).
Op korte termijn kan alcohol tijdens de zwangerschap leiden tot miskramen, foetale sterfte, vroeggeboorte en een laag geboortegewicht. Alcohol tijdens de zwangerschap kan bovendien leiden tot levenslange gevolgen voor het kind na de geboorte. De groei van het kind kan achterblijven, het kind kan bepaalde gelaatsafwijkingen hebben en het kan aandoeningen aan het centraal zenuwstelsel hebben. Het kind kan hierdoor cognitieve problemen krijgen (zoals concentratieproblemen, een slecht geheugen, problemen met abstract denken) en psychosociale problemen (Streissguth, 1997).
Vanwege het feit dat er voor de consumptie van alcoholhoudende drank geen veilige ondergrens vast te stellen is waarvan met zekerheid gezegd kan worden dat er geen effect is op de vrucht en op de zwangerschap spreekt STAP zich uit voor de nulnorm: Geen alcohol tijdens de zwangerschap. Hiermee volgt STAP het advies van de Gezondheidsraad 2005.
Vraag 22: Wat doet STAP om alcoholgebruik bij zwangerschap tegen te gaan?
STAP zet zich actief in om de nulnorm ‘geen alcohol bij zwangerschap’ te verstevigen bij intermediaire doelgroepen zoals verloskundigen en artsen en bij vrouwen met een zwangerschapswens, vrouwen die zwanger zijn en vrouwen die borstvoeding geven. In dat kader verspreidt STAP de flyser "Waarom gaan alcohol en zwangerschap niet samen".
STAP heeft tevens onderzoek laten doen naar effectieve interventies voor verloskundigen met als doel vrouwen die drinken tijdens zwangerschap ervan te kunnen overtuigen daarmee te stoppen. Dat heeft geresulteerd in het e-programma '9maandenniet'. Dat programma is inmiddels in beheer bij het Trimbos-instituut en omgedoopt tot 'Alcoholvrij zwanger'.
Vraag 23: Wat adviseert STAP wat betreft alcoholgebruik bij borstvoeding?
Alcohol verspreidt zich over al het lichaamsvocht van de moeder en komt zo dus ook in de borstvoeding terecht. Als de moeder alcohol drinkt voordat zij borstvoeding geeft kan alcohol via de melk de zuigeling bereiken. Onderzoek heeft aangetoond dat alcoholgebruik tijdens de borstvoeding ongunstige effecten heeft op het kind (Gezondheidsraad, 2005). Na gebruik door de zogende vrouw van één tot twee standaard horecaglazen blijkt de zuigeling in de daarop volgende drie uren aanzienlijk minder te drinken en een verstoord slaap-waakpatroon te hebben. De effecten van lagere hoeveelheden zijn niet onderzocht.
Alcohol kan een dodelijk effect hebben op zenuwcellen. Als alcohol via de borstvoeding bij de baby terecht komt kan dit een negatief effect hebben op de ontwikkeling van de baby. Met name het centraal zenuwstelsel van een jong kind is volop in ontwikkeling en loopt dus risico als de moeder voor het geven van borstvoeding alcohol drinkt (Coles, 1994).
STAP adviseert daarom dat een vrouw in de periode dat zij borstvoeding geeft geen alcohol drinkt. STAP volgt hierin het advies van de Gezondheidsraad (2005). Als een zogende vrouw toch alcohol wil drinken, dan raadt STAP aan dat zij per standaard glas alcohol minimaal drie uur wacht voor zij de baby voedt. Dit geldt uiteraard ook voor het afkolven voor latere voedingen.
Vraag 24: Is er iets bekend over de invloed van het alcoholgebruik van de man als zijn partner zwanger wil worden?
Onderzoek heeft aangetoond dat alcohol een negatief effect heeft op de kwaliteit van het sperma. Zelfs bij 1 standaard glas alcohol worden zaadcellen minder beweeglijk en minder snel (Donnelly, 1999). Bovendien kunnen de cellen die sperma maken beschadigd raken. Hierdoor kan de zaadcel, en dus ook het DNA van de zaadcel, zich niet goed ontwikkelen. Volgens de Gezondheidsraad wordt dan ook het risico van miskramen en foetale sterfte mogelijk verhoogd door het alcoholgebruik van de man, voorafgaand aan de conceptie (Gezondheidsraad, 2005). Volgens Day (2016) draagt het alcoholgebruik van de vader vóór de conceptie wellicht zelfs bij aan geboortedefecten van het kind.
Mannen die regelmatig drinken kunnen bovendien erectieproblemen krijgen en zelfs impotent worden. Op een natuurlijke manier kinderen verwekken wordt dan moeilijker of zelfs onmogelijk.
De Gezondheidsraad (2005) concludeert dat het niet mogelijk is om voor alcoholgebruik door de man vóór de conceptie een ondergrens vast te stellen, waarvan met zekerheid gezegd kan worden dat er geen effect is op de vruchtbaarheid. In overeenstemming met de Gezondheidsraad adviseert STAP mannen die graag willen dat hun partner zwanger wordt om geen alcohol te drinken.
Vraag 25: Wat adviseert STAP vrouwen met een kinderwens?
Onderzoek heeft een dosis-effectrelatie gevonden tussen alcoholconsumptie en de kans op een zwangerschap. Naarmate een vrouw meer drinkt is de kans groter dat zij niet binnen 6 maanden zwanger is (Jensen et al., 1998). Bovendien is er een mogelijk verband tussen alcoholgebruik van de vrouw voor de conceptie en een miskraam (Gezondheidsraad, 2005).
De Gezondheidsraad (2005) concludeert dat het niet mogelijk is om voor alcoholgebruik vóór de conceptie door de vrouw een ondergrens vast te stellen, waarvan met zekerheid gezegd kan worden dat er geen effect is op de vruchtbaarheid en de zwangerschap. In overeenstemming met de Gezondheidsraad adviseert STAP vrouwen die graag zwanger willen worden om geen alcohol te drinken.
Vraag 26: Werkt het inzetten van peers bij voorlichting over alcohol?
Inzetten van peers bij voorlichting (getrainde jongeren geven voorlichting aan leeftijdsgenoten) is niet effectief gebleken hoewel het aantal onderzoeken beperkt is. In Nederland is een aantal jaren (1997-2004) op behoorlijk grote schaal gebruik gemaakt van peer education in het kader van de zomer-jongeren-campagne van “DRANK maakt meer kapot dan je lief is”. Omdat de resultaten uitbleven en de organisatie ervan nogal complex is, is men hiermee gestopt. Wel worden peers nog ingezet in kleine lokale voorlichtingsacties. Het enige, niet onbelangrijke, voordeel hiervan is dat de inzet van peers voor veel publiciteit kan zorgen. Peer education wordt door het publiek als een sympathieke en nuttige interventie geschouwd. Goed getrainde peers zijn zelf ook een authentieke bron voor de media. Dat betekent dat de inzet van peers in het kader van een integrale beleidsaanpak wel een goede functie kan hebben; dat peers echter het drinkgedrag van hun doelgroep kunnen veranderen lijkt een illusie. De peers gaan na deelname aan acties meestal zelf wel minder drinken (eigen waarneming Wim van Dalen).
Vraag 27: Wat vindt STAP van de nieuwe regels m.b.t. alcoholverkoop via internet?
Ze schieten als paddenstoelen uit de grond, webwinkels die alcohol verkopen via internet en adressen waar je via de telefoon bier kunt bestellen. Voorbeelden zijn bierkoeriers en biertaxi’s die de voorraad bier komen aanvullen als deze midden in de nacht op is geraakt, wijnwebwinkels waar je vaak grote hoeveelheden wijn tegen lage prijzen kunt inkopen en wijnclubs (zoals bv. van het NRC en de Telegraaf).
Niet alleen webwinkels en koeriers, maar ook supermarkten en slijterijen, mogen zwak-alcoholhoudende drank, zoals bier en wijn, aan huis leveren (ah.nl). Voor een webwinkel voor zwak-alcoholhoudende drank is géén vergunning nodig. In feite staat het ieder bedrijfje vrij via internet en telefoon zwak-alcoholhoudende drank te verkopen.
Voor het aan huis leveren van sterke drank is een slijtersvergunning nodig. Er moet per definitie een fysieke winkel achterzitten (bv. Gall & Gall). De slijter kan de sterke drank zelf thuis afleveren of een pakketbezorger daartoe opdracht geven.
Omdat de naleving van de leeftijdsgrenzen door verkopers via internet en telefoon zeer veel te wensen overlaat (maar 1 op de 7 leeft de regels na) zijn in de Alcoholwet sinds 1 juli 2021 nieuwe regels m.b.t. 'verkoop op afstand' opgenomen. De nieuwe regels zijn:
• Bestellingen van alcoholhoudende dranken kunnen alleen worden gedaan als vooraf wordt vastgesteld dat de koper op het moment van aankoop de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. Voorlopig kan dat met een eenvoudig vinkje. Later zal een leeftijdsverificatiesysteem worden aangewezen. Deze nieuwe eis zal dan mogelijk betekenen dat verkoop via de telefoon onmogelijk wordt.
• Er wordt een geborgde werkwijze geëist waarin de verkoper van de alcoholhoudende drank beschrijft hoe ervoor wordt gezorgd dat de alcoholhoudende drank alleen wordt overgedragen aan personen die 18 jaar of ouder zijn.
• Bestellingen van alcoholhoudende dranken kunnen alleen worden afgeleverd op het adres van de geadresseerde waarvoor de alcoholhoudende drank is bestemd of bij een bedrijfsmatig ophaalpunt.
• Bestellingen van sterke drank en producten behorende tot het slijtersbedrijf, mogen alleen worden gedaan op een website die geen andere producten aanbiedt.
• De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit zal op deze nieuwe regels toezicht gaan houden. Hierbij mag de NVWA gebruik maken van een fictieve identiteit.
STAP vindt de nieuwe regels m.b.t. internetverkoop een duidelijke verbetering t.o.v. de huidige regelgeving. Cruciaal is dat er een goed werkend online leeftijdsverificatiesysteem wordt opgetuigd en nageleefd. Dat is essentieel.
Vraag 28: Werkt het instellen van gemeentelijke alcoholvrije zones op grond van de APV?
Het verbieden van alcoholgebruik op openbare plaatsen draagt bij aan de norm dat alcohol geen gewoon voedingsmiddel is dat te allen tijde overal gebruikt kan worden. In die zin is STAP voor specifieke verbodsgebieden (gemeenten kunnen namelijk formeel niet de hele gemeente aanwijzen als verbodsgebied).
STAP wijst gemeenten er echter wel op dat de aankondiging van deze gebieden zorgvuldig moet gebeuren. Hoewel een aankondiging via de gemeenteberichten feitelijk voldoende is adviseert STAP ook bij het specifieke gebied een goed zichtbaar informatiebord te plaatsen. Op deze wijze wordt het verbod niet alleen een openbare orde maatregel, maar heeft het ook een preventieve werking voor het volksgezondheidsbeleid.
Vraag 29: Wat is het standpunt van STAP over gezondheidsinformatie op flessen drank?
STAP is van mening dat alcohol een bijzonder product is waarvoor extra zware wettelijke etiketteringsregels zouden moeten gelden. STAP betreurt het dat dat niet het geval is. In tegendeel: voor alcoholhoudende dranken gelden op Europees niveau soepeler regels dan voor de meeste andere producten. Verder gelden voor de verschillende sectoren eigen verordeningen en zelfreguleringsbepalingen. Zie voor meer informatie de themapagina Europees beleid.
STAP kiest voor een aparte wettelijke Europese regeling (lex specialis) voor etikettering van alcoholhoudende dranken. Daarin moet geregeld worden dat op het etiket of de verpakking komt te staan:
- de ingrediënten en de voedingswaarde;
- het alcoholgehalte en - indien van toepassing - de allergenen;
- opvallende gezondheidsinformatie over bijv. alcohol en zwangerschap, alcohol en kanker, alcohol en leverziekten en rijden onder invloed.
Het argument van STAP voor een lex specialis is dat alcoholhoudende dranken geen 'gewone voedingsmiddelen' zijn, maar carcinogene, riskante en verslavende middelen, waardoor een speciale regeling passender is.
STAP vindt dat zolang er geen Europese 'lex specialis' is, EU-lidstaten het beste zelf nationale wettelijke verplichtingen moeten opleggen.
Vraag 30: Wat zijn de bezwaren van STAP tegen 'blurring'?
De Alcoholwet kent een strikte scheiding tussen wat mag in levensmiddelenwinkels (alleen verkoop van zwak-alcoholhoudende drank), in slijterijen (verkoop van zwak-alcoholhoudende en sterke drank), in de horeca (alleen alcohol schenken voor drinken ter plaatse) en in niet-levensmiddelenwinkels (geen alcoholverkoop!).
In 34 gemeenten zijn in 2016/2017 - daartoe gestimuleerd door de VNG - pilots gehouden waarin mengvormen tussen horeca en winkels werden gedoogd. Daar bood bijvoorbeeld de kapper of de kledingzaak een glas bier of wijn aan, mocht de wasserette een bar hebben waar je bier kunt krijgen en werden in de kroeg meubelen verkocht. Populair heet dit 'blurring'. Inmiddels is de pilot gestopt. Er zijn echter nog steeds diverse politieke partijen die blurring omarmen. Het Kamerlid Erik Ziengs van de VVD heeft zelfs een initiatiefwetsvoorstel aanhangig gemaakt om blurring mogelijk te maken. Inmiddels is de verdediging van dat wetsvoorstel overgenomen door Theirry Aartsen. Hij heeft het ook inmiddels aangepast aan de nieuwe Alcoholwet. Het is onduidelijk of dit wetsvoorstel de eindstreep haalt.
De bezwaren van STAP tegen alcohol schenken in winkels zijn:
• Alcohol is reeds ruim voldoende beschikbaar
• Grotere beschikbaarheid leidt tot meer overlast en daarmee tot meer kosten voor gemeenten
• Grotere zichtbaarheid van alcohol voor kinderen en jongeren
• Toename alcoholreclame en proeverijen
• Alcohol veroorzaakt concurrentieslag
• Alcohol zal meer en meer een gewoon product worden, ondanks recente adviezen die alcoholgebruik als ongezond typeren
• Meer kans dat klanten onder invloed rijden
• Druk op handhaving
Daarnaast had STAP kritiek op de pilot zelf:
• Uitholling vergunningstelsel buiten de wetgever om
• VNG-pilot omvangrijk en zonder gedegen, onafhankelijk onderzoek
De bezwaren van STAP tegen het toestaan van detailhandel in horecalokaliteiten:
• Toename overlast in uitgaansgebieden
• Niet-drinkers zullen naar een horecalokaliteit moeten
• Bezoekers worden verleid tot impulsaankopen
• Meer detailhandel in alcohol leidt tot extra alcoholproblemen
Op de speciale themapagina 'blurring' kunt u het uitgebreide standpunt van STAP tegen blurring vinden, evenals een beschrijving van de verschillende pilots (en de deelnemende gemeenten) en een overzicht van wat de Alcoholwet op dit punt nu toestaat. Tot slot kent de themapagina een paragraaf met een overzicht van de vele rechtszaken rond blurring en een paragraaf over wat het vervolg is op de pilots. Daarbij is bijvoorbeeld aandacht voor het initiatiefwetsvoorstel dat wordt verdedigd door Aartsen.
Vraag 31: Wat vindt STAP ervan dat er op televisie vaak alcohol gedronken wordt?
Het is opvallend dat er op televisie, bijvoorbeeld tijdens praatprogramma’s, vaak alcoholhoudende dranken gedronken worden. Soms is dat omdat de presentator van het programma gewend is om gemakkelijk met alcohol om te gaan en dus ook zijn gasten ruim inschenkt. Maar het kan ook gaan om product placement. Dat is betaalde vertoning of vermelding van een product in een programma of een tv-serie. Dan wordt dus bijvoorbeeld afgesproken dat het drinken van een bepaald merk of een bepaalde drank duidelijk in beeld komt. Product placement is alleen toegestaan op commerciële zenders bij bepaalde categorieën van programma's: licht amusement, films, tv-series en sport. Bovendien moet bij de aftiteling duidelijk worden vermeld dat er sprake is van product placement. Programma’s gericht op kinderen onder de 12 jaar mogen nooit product placement bevatten, ook al zijn het bijvoorbeeld films of tv-series. Het Commissariaat voor de Media moet deze regels handhaven.
STAP vindt dat het drinken van alcohol, zeker als er veel gedronken wordt, er grote glazen gebruikt worden en frisdrank in de minderheid is, het verkeerde voorbeeld geeft. STAP vindt ook dat product placement bij de commerciële zenders verboden moet worden.
Vraag 32: Wat vindt STAP van de opkomst van alcoholvrij bier?
In tegenstelling tot wat de Nederlandse Bropuwers beweren is stimulering van de verkoop van alcoholvrij bier geen doelstelling van het Nationaal Preventieakkoord. STAP zou dat ook ongewenst hebben gevonden.
STAP vindt dat alcoholvrij bier voor bepaalde volwassenen op bepaalde momenten een goed alternatief kan zijn voor alcoholhoudend bier. Zij realiseert zich echter ook dat voor mensen met een verslavingsproblematiek die gestopt zijn met drinken van alcoholhoudende dranken het geen goed alternatief is. Het drinken van de alcoholvrije variant kan - volgens sommige onderzoekers (Smeets & De Graaf) - de behoefte aan drinken weer opwekken.
STAP vindt het sowieso onverstandig een 18-minner alcoholvrij bier te drinken te geven. De drempel naar alcoholhoudend bier wordt daar lager door. Als kinderen op relatief jonge leeftijd gewend raken aan de smaak van bier gaan ze het normaal en lekker vinden. Door consumptie van een bepaald merk alcoholvrij bier gaan ze zich bovendien al op jonge leeftijd aan dat merk binden. Resultaat is dat de kans toeneemt dat zij alcoholhoudend bier gaan gebruiken op jongere leeftijd dan als ze niet gewend waren geraakt aan de smaak van bier.
Gezien het voorgaande is STAP geen voorstander van de promotie van alcoholvrij bier waarbij de logo’s van producenten van alcoholhoudend bier prominent zichtbaar zijn. Impliciet wordt dan ook de alcoholhoudende variant van dat biermerk gepromoot. Daarom wordt dit wel surrogaatmarketing genoemd.
STAP vindt vooral onwenselijk dat alcoholvrije varianten van bier (met zichtbaar het bekende logo van alcoholhoudend bier) worden gepromoot en als dan ook - al dan niet met opzet - 18-minners worden bereikt.
Vraag 33: Wie is verantwoordelijk voor de teksten op de STAP website?
De redactie van www.stap.nl schrijft zelf alle nieuwsberichten of neemt die geheel of gedeeltelijk over uit betrouwbare bronnen, altijd met vermelding van die bronnen. De teksten van de 11 themapagina’s zijn geheel voor verantwoordelijkheid van de webredactie. STAP heeft ervoor gekozen geen samenwerkingsovereenkomsten aan te gaan met commerciële tekstschrijvers. STAP gaat ook niet in op verzoeken om – al dan niet tegen betaling - redactionele artikelen, berichten of links op www.stap.nl te plaatsen.
=============================================================================
Referenties
• Anderson, P., Hastings, G., Angus, K., de Bruijn, A. (2009). Impact of alcohol advertising and media exposure on adolescent alcohol use: a systematic review of longitudinal studies. Alcohol and Alcoholism, published online, January 14, 1-15.
• Baan et al., (2007). Carcinogenicity of alcoholic beverages. Lancet Oncology, 8, 292-293.
• Babor, T., et al. (2010). Alcohol: No ordinary commodity. Research and public policy. Oxford University Press: New York.(2nd edition).
• De Bruijn, A. (2008). No reason for optimism:the expected impact of commitments in the European Commission’s Alcohol and Health Forum. Addiction, 103, 1588-1592.
• Coles, C. (1994). Critical periods for prenatal alcohol exposure. Alcohol Health & Research World, 18, 22-29.
• Donnelly, G. P., McClure, N., Kennedy, M. S., & Lewis, S. E. (1999). Direct effect of alcohol on the motility and morphology of human spermatozoa. Andrologia, 31, 43-47
• Engels, R.C.M.E., Hermans, R., Van Baaren, R.B., Hollenstein, T., & Bot, S.M. (2009). Alcohol Portrayal on Television Affects Actual Drinking Behaviour. Alcohol & Alcoholism, 44, 244-249.
• Foxcroft, D. (2006) WHO Technical Report. Alcohol Misuse Prevention for Young People:A rapid review of recent evidence. Oxford: Oxford Brookes University.
• Gezondheidsraad (2005). Risico’s van alcoholgebruik bij conceptie, zwangerschap en borstvoeding.Den Haag: Gezondheidsraad, 2005; publicatie nr 2004/22.
• Gezondheidsraad (2006). Richtlijn Goede Voeding. Hoofdstuk 9: Matig alcoholgebruik
• Goverde, M.M. (2008). Serving alcohol to pseudo-intoxicated guests in bars: designing the most reliable protocol for utilization in The Netherlands. Universiteit Twente.
• Henriksen, L., Dauphinee, A.L., Wang, Y., & fortmann, S.P. (2006). Industry sponsored anti-smoking ads and adolescent reactance: test of a boomerang effect. Tobacco Control, 15, 13-18.
• Van Hoof, J. Gosselt, J. en N. Baas, N.(2011), Beschikbaarheid van alcohol voor jongeren onder de 16 minutenwerk. Enschede, Universiteit van Twente.
• Jensen, T.K., Hjollund, N.H., Henriksen, T.B., Scheike, T., Kolstad, H., Giwercman, A., Ernst, E., Bonde, J.P., Skakkebaek, N.E. & Olsen, J. (1998). Does moderate alcohol consumption affect fertility? Follow up study among couples planning first pregnancy. Bmj, 317, 505-10.
• Jones, L., James, M., Jefferson, T., Lushey, C., Morleo, M., Stokes, E., Sumnall, H., Witty, K., Bellis, M. (2007) A review of the effectiveness and cost-effectiveness of interventions delivered in primary and secondary schools to prevent and/or reduce alcohol use by young people under 18 years old. Liverpool: John Moores University.
• Koordeman, R., Anschutz, D.J., & Engels, R.C.M.E. (2011a). Exposure to alcohol commercials in movie theatres affects actual alcohol consumption in young adult high weekly drinkers: an experimental study. The American Journal on Additions, 20, 285-91.
• Koordeman, R, Anschutz, D.J., van Baaren, R.B., & Engels, R.C.M.E. (2011b). Effects of Alcohol Portrayals in Movies on Actual Alcohol Consumption: An Observational Experimental Study. Addiction, 106, 547-54.
• Korte, J. (2007). Alcoholgebruik bij Middelbare Scholieren in Twente: Prevalentie, Determinanten en de Rol van Keten. Masterthesis bij Universiteit Twente en Tactus Verslavingszorg.
• Meier et al., (2008a). The independent review of the effects of alcohol pricing and promotion. Summary of Evidence to Accompany Report on Phase 1: Systematic Reviews. School of Health and Related Research, University of Sheffield, UK, June 2008. Study commissioned by the Department of Health: UK.
• Meier et al., (2008b). Independent review of the effects of alcohol pricing and promotion: Part B. Modelling the potential impact of pricing and promotion policies for alcohol in England: Results from the Sheffield Alcohol Policy Model Version 2008 (1-1). University of Sheffield, UK. Study commissioned by the Department of Health.
• Meier et al., (2009). Model-based appraisal of alcohol minimum pricing and off-licensed trade discount bans in Scotland. A Scottish adaptation of the Sheffield alcohol Policy Model version 2.
• Newton, A., Sarker, S.J., Pahal, G.S., van den Bergh, E., & Young, C. (2007). Impact of the new UK licensing law on emergency hospital attendances: a cohort study. Emerg. Med. J., 24, 532-534
• RAND Europe (februari, 2009). The affordability of alcoholic beverages in the European Union. Understanding the link between alcohol, affordability, consumption and harms. Commissioned by DG SANCO, European Commission.
• Smeets, P.A. & de Graaf, C. (2019). Brain responses to anticipation and consumption of beer with and without Alcohol. Chemical Senses, 44, 1, 51-60.
• Spieksma, R. (1996). Alcoholisme: Diagnostiek, pathofysiologie en enkele richtlijnen voor behandeling. Alphen a/d Rijn: Van Zuiden Communications.
• STAP (2005). Indrinken op eigen erf. Landelijk veldonderzoek naar jongerenontmoetingsplekken in een semi-particuliere omgeving. Utrecht: STAP.
• STAP (2006). Keetbeleid: het hokjesdenken voorbij. Visienota gemeentelijk keetbeleid. Utrecht: STAP.
• Stenius, K. & Babor, T. F. (2010). The alcohol industry and public interest science. Addiction, 105, 191-198.
• Streissguth, A. (1997). Fetal Alcohol Syndrome: A guide for communities and families. Baltimore: Paul Brookes Publishing
• Wallin, E. (2004). Responsible Beverage Service. Effects of a Community Action Project. Karolinska Institutet, Dept. of Public Health Sciences. Stockholm, Zweden.
• World Cancer Research Fund / American Institute for Cancer Research. Food, Nutrition, Physical Activity, and the Prevention of Cancer: a Global Perspective. Washington DC: AICR, 2007.
• World Health Organization (WHO, 2003). World Health Organization. Tobacco industry and corporate responsibility... an inherent contradiction.